Lees de tekst van boven naar beneden,
|
12. De echte digitale leeromgevingEigenlijk dus: het digitale deel van de leeromgeving. Dat deel wordt alsmaar groter: de MSN-chatbox verdringt de hangplek bij het fietsenhok, Wikipedia komt in plaats van de 24-delige encyclopedie, en een blog vervangt het dagboek. En ja... 13. ... een teleleerplatformDe digitale media die de onderwijsinstelling aanbiedt, die horen er ook bij. Studenten integreren die bewust of onbewust in hun eigen leeromgeving, voorzover hun dat goed uitkomt en voorzover ze daartoe verplicht zijn. Daarnaast gebruiken ze zelfgevonden of zelfgemaakte middelen die ze handiger vinden. |
14. De binnenwereldDe spiegel is net zo'n kunstmatig medium als 'face-to-face'. Misschien hoort die hier helemaal niet. Maar het is toch wel aardig dat je ook van je zelf kunt leren, los van alles wat er op je af komt. |
Bij het vormgeven van onderwijs past bescheidenheid: het onderwijs draagt bij aan het leren dat ieder mens sowieso doet. Zo ook de digitale media: studenten passen die in in hun eigen leeromgeving, die al voor een groot deel digitaal van aard is. Dit compliceert het proces van mediumkeuze: kiezen welke media voor welke leeractiviteit gebruikt zullen worden.
BegrippenkaderMaak onderscheid tussen:
Meer over dit onderwerpOver mediumkeuze:Voor RU-docenten: |
MediumkeuzeStudenten leren niet alleen op grond van doelen, opdrachten, contacten, terugkoppeling, etcetera; er komen ook concrete 'spullen' aan te pas. Bijvoorbeeld: die opdrachten staan op papier, of op een beeldscherm, of de docent vertelt ze mondeling. Dit is de concrete leeromgeving. De student leert daarin via media, zoals boeken, oefenmateriaal, modellen, audio en video, computer, printwerk. De student staat in contact met de medestudenten, de docenten, en andere personen; dit gebeurt via opnieuw de computer, de telefoon, en in bijeenkomsten of ontmoetingen. Dat laatste noemen we 'face-to-face' contact, bijvoorbeeld in een klaslokaal, een practicumruimte, of ook wel de koffiekamer of sportclub. Bij het ontwikkelen van onderwijs is het nuttig om 'face-to-face' te benoemen als medium, en om bij 'contact' ook te denken aan telefoon, mail en discussieforums. Inrichten van de concrete leeromgeving betekent: kiezen welke media voor welke processen gebruikt worden. Voor een deel van de media ligt de keuze echter al vast: aan de ruimten van een school zal men niet zo gemakkelijk wat veranderen. Ook is er tegenwoordig vrijwel overal op instellingsniveau een teleleerplatform (zoals Blackboard) geïnstalleerd, soms zelfs met de verplichting dat te gebruiken in elke cursus. Niettemin geldt voor zowel de tastbare als deze digitale 'ruimten' dat ze nog op tal van manieren ingezet kunnen worden. Daarbij zijn - vooral door de komst van ICT - de mogelijkheden groter geworden, en de keuzen ingewikkelder. Indien bijvoorbeeld een opdracht inhoudt dat studenten met de docent zullen overleggen, moet bedacht worden of dit in een bijeenkomst (dus face-to-face) gebeurt, of telefonisch, of via e-mail of andere onderdelen van de digitale leeromgeving. Een samenwerkingsopdracht verloopt bij face-to-face contact wezenlijk anders dan bij contact via een discussieforum; daarmee moet bij de formulering van de opdracht al rekening gehouden worden. Vaak wordt gewerkt met een weloverwogen combinatie van media, de zogenaamde 'mediamix'. Op het opleidingsniveau zijn er drie processen waarvoor globale mediumkeuzen gemaakt moeten worden: de logistiek van het onderwijs, het beschikbaar stellen van leermateriaal, en het mogelijk maken van communicatie. Alle drie gaan ze tegenwoordig gedeeltijk digitaal; in campusgebonden onderwijs is 'volledig digitaal' zinloos. Bij het beschikbaar stellen van leermateriaal wordt bijvoorbeeld vaak de fout gemaakt het bestaande onderwijs te 'digitaliseren' zonder zich rekenschap te geven van de verschillen tussen beeldscherm en papier; een hoge investering die vervolgens de studenten op kosten jaagt die alles weer moeten printen ('printprocesverplaatsing'). Het vereist een goede afweging om vast te stellen welke leermaterialen in gedrukte vorm worden aangeboden en welke via een teleleerplatform of een cdrom. Deze keuzen moeten gemaakt worden op verschillende organisatieniveaus: globaal op instellingsniveau, dan opleidingsniveau, en dan per cursus, per studietaak, en tenslotte moet de docent soms nog per geval een beslissing nemen. Rond de keuze digitaal versus niet-digitaal geldt nog als complicatie dat de wereld snel verandert; zo begint video per computer snel normaal te worden en zullen over enige tijd alle studenten gewoon zijn om, waar hun dat goed uitkomt, met weblogs, forums en chatboxen te communiceren. |
|
|
|
|
|
|
NB: Als u dit kunt lezen, heeft u vermoedelijk een afdruk in handen. Deze onderwijsadvieselementen zijn evenwel ontworpen voor interactief gebruik, met als gevolg dat essentiële informatie niet afgedrukt wordt; zo ziet u van een reeks afbeeldingen alleen de eerste. Neem gerust contact met mij op voor anderssoortige presentaties van deze materie. |